Gespring, gepiep, geblaf en rondjes draaien van blijdschap: allemaal behoren ze tot de overenthousiaste begroeting van de hond als zijn baasje weer thuis komt. Zelfs als hij pas vijf minuten daarvoor de deur achter zich had dichtgetrokken. Worden we echt zo gemist of maken wij dierenliefhebbers onszelf maar wat wijs?
In bijna de helft van de Nederlandse huishoudens sluipt een kat rond en meer dan een op de drie gezinnen heeft een hond. Eindeloos vaak horen we baasjes opscheppen over de bijzondere band met hun beest. Maar-eh, denken Hector en Poekie er net zo over?
Veel onderzoekers willen geen uitspraken doen over de emoties van dieren. Omdat je een beest niet kunt vragen hoe hij zich voelt, spreken wetenschappers niet van een ‘boos’ beest, maar van een dier dat ‘zich agressief gedraagt’. En de enthousiaste hond bij de deur is dus niet blij maar ‘geagiteerd’. Volgens deskundigen hebben baasjes die echt denken dat Hector gelukkig is om hen te zien last van antropomorfisme: het toeschrijven van menselijke eigenschappen aan een dier. Een doodzonde, volgens de wetenschap.
Toch is inmiddels bewezen dat dieren wel degelijk emoties hebben. Gevoelens zorgen er namelijk voor dat ze in het wild kunnen overleven. Ook dieren ervaren bij het hebben van seks een prettig gevoel, waardoor ze zich blijven voortplanten en daardoor blijft de soort bestaan. Ook het verbinden van negatieve gevoelens aan een bepaalde situatie is evolutionair gezien nuttig. Wanneer een beest in aanraking komt met vuur voelt hij pijn, waardoor hij voortaan vuur zal vermijden. De vraag is dus niet of een dier emoties heeft, maar of hij deze ook zo ervaart als mensen doen. We weten dat een dier een aanraking prettig kan vinden, maar niet of hij bewust vast kan stellen dat hij graag aangeraakt wil worden omdat hij zin heeft in een prettig gevoel.
Terug naar Hector bij de deur. Het is niet gek dat onze hond op ons wacht. Een hond is een roedeldier en in zijn genen is daarom vastgelegd dat hij niet alleen hoort te zijn. In de natuur kan een hond niet in zijn eentje overleven. Ze hebben de roedel nodig om mee te jagen en om over elkaar te waken. “De helft van de huishonden kan niet alleen zijn”, vertelt hondentrainer en dierenhoteleigenaar Serge Gaus. “De helft die wel alleen kan zijn, kan dat omdat zij leerden dat het baasje uiteindelijk weer thuiskomt.” Een onderzoek van de Britse bioloog Rupert Sheldrake bevestigt Gaus’ verhaal. Sheldrake filmde honden op het moment dat hun eigenaar bijna thuis zou komen van zijn werk. Bijna de helft van de dieren wist al een uur van tevoren dat baas eraan kwam. Gaus: “Al die honden vinden het leuk om hun baas weer te zien.” Jeffrey Masson oppert in zijn boek Dogs never lie about love dat het gezin waarin een hond terechtkomt een vervanging wordt voor de roedel waarin een hond normaal leeft. Als het baasje weer thuis komt, dan heeft de hond zijn roedel weer gevonden.
Rechts is voor de baas
Recent onderzoek van Italiaanse neurobiologen bevestigt de voorliefde van honden voor hun baas. Als honden hun baasje zien dan kwispelen ze naar rechts. Is het iemand anders dan kwispelen ze naar links. Ook bij het zien van een dominante hond kwispelen honden naar links. De conclusie van de onderzoekers? Het verschil in de kwispelkant heeft te maken met de verschillende functies van de linker en de rechterhersenhelft. Wil een hond iemand graag ontmoeten, dan gaat de staart naar rechts. Staar je echter niet meteen blind op de kont van je hond als je hem ophaalt uit het dierenhotel. De kwispelkant is met het blote oog niet goed te zien. Daarvoor beweegt een hond teveel.
Maar dat verklaart nog niet waarom een hond zich al na twee minuten gedraagt alsof het laatste contact met zijn baas een eeuwigheid geleden was. Professor Robert Kirk kan dit wel uitleggen. Hij merkt op dat honden niet kunnen klokkijken. Elke minuut duurt eeuwig. Alles duurt eeuwig en weg is weg.
Het maakt dus niet uit of je als eigenaar je hond vijf minuten alleen laat of een langere tijd. Gaus merkt dit ook wanneer honden komen logeren in zijn dierenhotel. “Als de honden nooit eerder in het hotel geweest zijn, gedragen ze zich de eerste anderhalve dag onwennig. Dat merk je aan een gebrek aan eetlust en lusteloosheid. Een hond met heimwee trekt zich terug.”
Hondentrouw is niet zo trouw
Toch is een hond al snel gewend in het dierenhotel. “De radio is aan om het geluid van de thuissituatie na te bootsen. Er zijn beschutte plekjes en er is lekker eten aanwezig. Als een hond dan ook nog regelmatig uitgelaten wordt is hij zo aan zijn nieuwe situatie gewend,” aldus Gaus.
Hondenboekschrijver Masson is van mening dat een hond in een hotel zijn baas mist. Hondentrouw is volgens hem niet automatisch gericht op de verzorger van dat moment, want honden doen er soms heel lang over om zich bij een nieuwe verzorger weer gelukkig te voelen. Sommigen voelen zich zelfs nooit meer gelukkig.
Gaus is het daar niet mee eens: “In het hotel vinden per jaar 30 000 overnachtingen plaats. En het komt zelden voor dat een hond echt veel moeite heeft om in het pension te zijn. Waar het om gaat is dat een hond zich onzeker voelt omdat zijn omgeving verandert, als op dat moment ook nog de leiding – zijn baas – wegvalt, dan voelt hij zich ongelukkig. Zodra een hond leiding vindt bij een andere hond of bij een oppasser, dan is de nieuwe situatie snel geaccepteerd. Dat wil niet zeggen dat een baasje niet belangrijk is, want een onzekere hond kan een situatie moeilijk onder controle krijgen. En juist het baasje is degene die tijdens de opgroeiperiode van een hond het karakter kan beïnvloeden en de onzekerheid kan verminderen.”
Hoe zit het dan bij katten? Gaus: “Katten zijn minder baasgericht dan honden. Als je de deur achter je dichttrekt kan een hond je heel verdrietig nastaren terwijl een kat vanaf zijn plekje opkijkt en denkt: ‘Oh, ga je weg?’ Katten hechten zich over het algemeen meer aan hun omgeving dan aan de baas. Het laten wennen van een kat in het hotel vereist dan ook meer persoonlijke attentie van de verzorgers dan bij een hond. De kat moet lichamelijke aandacht krijgen. Veel kammen helpt.”
Toch zijn er enkele gevallen bekend van katten die zich erg aan mensen hebben gehecht, maar dat ligt volgens kattenpsychologe Vicky Halls eerder aan het gedrag van de eigenaar dan aan de kat. Onzekere katten die bij een zorgzaam, liefdevol en emotioneel baasje komen worden bij elk onrustig gedrag zó vertroeteld en gerustgesteld dat ze daarna volkomen in paniek raken als er iets gebeurt wanneer het baasje niet in de buurt is. Deze aan-het-baasje-gehechte katten kunnen zelfs zo in paniek raken dat de eigenaar niet eens meer een nachtje weg kan zonder dat de kat in een angstaanval het hele huis sloopt.
Desondanks zijn deze aan mensen gehechte katten een uitzondering. Niet dat de kat ons niet lief vindt, maar overal waar hij zich veilig voelt en waar hij plezier kan maken, kan hij zich thuis voelen.
Is dit artikel dan geen anticlimax? Nemen we niet allemaal een beest omdat we onszelf wijsmaken dat iemand blij is als we thuiskomen. En omdat we onszelf geliefd voelen wanneer de kat tegen ons aankruipt en de hond ons blaffend begroet?
Gaus: “De band tussen een mens en zijn huisdier is niet uniek, maar hij bestaat wel. Denk maar aan de relaties tussen mensen. Je kunt scheiden van de een en daarna trouwen met een ander. Een mens is niet onvervangbaar. Maar dat wil niet zeggen dat de band niet bijzonder is geweest. Zo werkt het ook bij dieren.”
Zo oud als de evolutie
Hondenliefhebbers uit deze tijd die beweren dat hun viervoeter echt dol op ze is kunnen steun vinden bij niemand minder dan Charles Darwin. In 1859 schreef hij in zijn Origin of Species dat ‘het nauwelijks meer te ontkennen valt dat honden instinctief van mensen zijn gaan houden.’ Andere historische figuren delen Darwins voorkeur voor honden. Alexander de Grote stichtte de stad Peritas ter nagedachtenis aan zijn hond. En Homerus’ Argus, de enige die Odysseus bij zijn terugkeer herkent, is niet voor niets een hond.
De poëet Lord Byron verkoos honden zelfs boven mensen. Dat bleek uit het grafschrift van zijn hond Boatswain. ‘Vlakbij deze plaats liggen de resten van iemand die de schoonheid bezat zonder ijdel te zijn, kracht zonder onbeschaamdheid, moeder zond wreedheid en alle deugden van de mens zonder zijn slechte eigenschappen.’
Ook Freud zag de pluspunten van de hond: ‘Honden houden van hun vrienden en bijten hun vijanden, in tegenstelling tot mensen. Mensen zijn niet tot zulke pure liefde in staat.’
De legende van Hachiko
Op het Shibuyu Railway Station in Tokio was elke dag een vreemd ritueel te zien. ’s Ochtends nam professor Ueno daar de trein naar de universiteit, waar hij werkte. Elke ochtend werd hij naar het station gebracht door zijn hond Hachiko. En elke middag om drie uur stond Hachiko weer op het station om zijn baas op te halen. Tot op een dag de trein arriveerde, maar de professor niet uitstapte. Hij was die dag op zijn werk aan een hartverlamming overleden.
Hachiko bleef nog tien jaar lang, elke dag, om drie uur naar het Shibuyustation komen om daar op de trein te wachten waar zijn baasje normaal uit kwam.Na Hachiko’s dood plaatsten de Japanners een standbeeld van hem op het station, als eerbetoon voor zijn hondentrouw.
Maar lazen we eerder in dit artikel niet dat honden die zo naar hun baasje verlangen onzeker zijn? Was Hachiko dan een onzekere hond?
Gaus: “Waarschijnlijk was het bezoeken van het station in het begin een vastgeroeste gewoonte voor Hachiko, maar ik vermoed dat er later een andere stimulans was. De bezoekjes aan het station leverden de hond vast iets op.”
Dat klopt. Omstanders gaven de hond die tien jaar lang te eten en ze verzorgden zijn vacht en zijn wonden als hij gevochten had met andere honden.