Nog nooit van Ruhiira gehoord? Niet gek, de Oegandezen in Kampala hebben ook geen flauw idee waar ik het over heb als ik vraag hoe ik naar Ruhiira moet reizen. Volgens de VN is Ruhiira een millenniumdorp in het Isingirodistrict, 40 kilometer van Mbarara (in het zuidwesten van ’t land). Er zijn twaalf millenniumdorpen in Afrika, waarvan één in Oeganda. Landelijke gebieden waar de Verenigde Naties pogen in vijf jaar de millenniumdoelen te behalen volgens een idee van econoom Jeffrey Sachs.
Na twee weken rondvragen was ik nog geen stap dichter bij Ruhiira, dus besloot ik de bus naar Mbarara te pakken. Alleen al het bereiken van het busstation bleek een enorme opgave. Ik belandde middenin een enorme groep motoren met Oegandese vlaggen en een uitzinnige menigte (waarin een of andere brutale vent meteen besloot om eens aan de ritsen van mijn tas te hangen in een poging mijn portemonnee daaruit te vissen), De volgende ochtend las ik in de Red Pepper waar ik tussen was geraakt: Maureen was uit het Afrikaanse Big Brother huis gestemd en werd onthaald in Kampala.
Eenmaal bij de bussen grepen zes Oegandezen me bij mijn armen en probeerden me verschillende bussen in te sjouwen. Fortuinlijk belandde ik in een exemplaar dat de goede kant op ging. Het gangpad lag al vol met autobanden, matrassen en koffers, maar gelukkig waren er nog wat zitplaatsen. Toen ik eenmaal zat bleven we nog een uur staan. Eerst kwam iemand water verkopen, vervolgens samosa’s en daarna swahiliboekjes. Sommige Oegandezen kochten massaal broden in en knoopten die aan leuningen vast.
Eindelijk gingen we rijden. Zodra we buiten Kampala waren meteen 120 km/h onder vering. De meeste mensen sliepen met hun hoofd tegen de stoel voor hen en iedere hobbel wekte ze ruw uit hun slaap omdat ze dan met een bonk tegen een ijzeren staaf belandden. Na een uur stopte de bus. Nog meer mensen werden ingeladen. Jongetjes prikten vleesspiezen door de openstaande ramen in de hoop ze te verkopen en een minuut later volgden jongetjes met gegrilde vissen. Mijn Rwandese buurvrouw greep meteen drie vissen en begon de graten in mijn rok te lozen. Een uur later herhaalde dit ritueel zich.
Na drie uur begon ik te vermoeden dat ik niet de enige was die aan bananenverstopping lijdt: geen plaspauze maar ook niemand die daarover mopperde. Vijf minuten later bleek dat ik ongelijk had: de bus stopte midden in een soort weiland waar alle mannen uitstapten ‘to eaze themselves’, op ongeveer een halve meter afstand van elkaar. Binnen een uur arriveerden we in Mbarara.
De volgende ochtend: de receptioniste van Muyoba Inn, mijn slaapplaats, wist dat ik gewoon een taxi naar het Isingirodistrict kon pakken vanaf de centrale taxistandplaats. Vanaf daar konden ze me vast naar Ruhiira helpen. Eerst een uur wachten tot de wagen vol was. Een ‘gewone’ auto, geen minibusje, bij gebrek aan reizigers. Nou ja, gebrek: met z’n tweeën op de stoel naast de bestuurder en vijf man op de achterbank, waaronder een herder wiens stok de andere reizigers enorm in de weg zat. Deze wagen haalde de 140 kilometer per uur op een onverharde weg. Letterlijk opvliegende stofwolken en de berm-in-schietende fietsers tijdens het daaropvolgende uur.
In het Isingirodistrict helpt een politieman me aan een betrouwbare boda die de hele dag mijn gids wil spelen. Ruhiira is wel een stukje de berg op, weet hij. Dat blijkt: pas drie uur hobbelen later zijn we bij het VN-kantoortje. Waar ze me vriendelijk vertellen dat ik hier écht niet mag komen en dat ik weer terug moet naar Mbarara om toestemming te regelen. Op het moment dat ik erin slaag om even rond te kijken komen er twee nieuwe regelaars aan die me prompt in een VN-auto stoppen. ‘Deze auto gaat terug naar Mbarara’. Ik slaagde er nog net in om de boda zijn beloofde geld toe te stoppen voor we weg scheurden. Wéér 100 kilometer per uur. Dit keer wegspringende kindjes en te trage geiten, te zien aan het platte hoefdier aan de kant van de weg.
De rit blijkt onverwachts interessant. Mijn autogenoten moeten nog waterbronnen uittesten en weten niet dat ik een journalist ben, dus ik kan mee. Door de bananenplantages naar beneden om water in een jerrycan te laten lopen en de tijd die dat duurt op te nemen met de stopwatch op de telefoon van VN-medewerker Ramon. De chairman van Ruhiira is ook mee, hij weet de weg en kent de locals.
Na bezoek aan de eerste bron (flink gemopper, want die stomme locals hebben ‘m weer vies gemaakt) stoppen we bij een hutje. Chairman Appollo wil een kip. Dat is 8000 Ush, maar het is dan ook een enorme hen. Die gaat hij vanavond lekker opeten met een van zijn twee vrouwen. Welke dame deze avond de gelukkige is weet hij nog niet.
De poten van de kip worden vastgebonden en ’t beest gaat onder de matoke in de achterbak. Vervolgens bezoeken we nog drie bronnen, voor we Appollo boven bij het VN-kantoor weer afzetten en terug naar Mbarara rijden. Waar ik op het VN-kantoor als journalist géén toestemming krijg om de volgende dag Ruhiira te bezoeken. Als ik uitstap bij mijn motel hoor ik opeens een geluid: Appollo blijkt zijn kip vergeten en dat beest zit al 6 uur in de achterbak van de VN-wagen. Ach… morgen brengen ze Appollo zijn kip. Hij heeft ook heel veel koeien, dus eet hij daar maar van.
De volgende dag vertrek ik weer met een bus naar Mbarara. Een mooie dit keer. Niet volgestopt, een aparte ruimte voor bagage, maar hij doet er ook dubbel zo lang over. Gelukkig kocht ik voor vertrek Henry Kyemba’s boek State of blood, over het regime van Idi Amin. Minpuntje: dat boek vinden Oegandezen blijkbaar enorm interessant. Mijn buurman ‘wanted to have a look’ en was er de volgende drie uur volledig in verdiept.
Een enorme reis, om meteen in een VN-auto terug te worden gestopt. Precies wat ik wilde weten: of je als journalist rond kunt banjeren in een millenniumdorp. Voor de officiële informatie ga ik nog een keer terug, Als alles rond is met mijn contactpersonen van Millennium Promise.