Ik word gestalkt door het broertje van een beroemde voetballer. Exact twee minuten nadat hij mijn telefoonnummer bemachtigde, ontving ik het eerste smsje: Je bent lief. Ik heb mijn broer gebeld en hij is heel blij dat jij in ons huis was. Dit is Fotso Fotso Jean Jeaques. Vier minuten later stuurde hij: Ik ben een spits. Good night. Good living room in Cameroon. Deze Jean-Jaques heeft een lekker lijf. Maar ik heb Arnold in bed. En ik vind het niet leuk als iemand ons wakker-smst. Mijn broer stuurt je groetjes. Ik ben serieus een goede spits. God bless you stuurde hij om vijf uur in de ochtend. 5.02 uur: Wanneer zie ik je weer? 5.05 uur: Heb je een team in Nederland voor me gevonden? 5.06 uur: Antwoord alsjeblieft!
Het begon onschuldig: Arnold en ik dronken cola met een toverdokter in de stad Bafoussam. “Nederland speelt tegen Kameroen op het WK”, zei de magiër (die gespecialiseerd is in wat hij het ‘spiritueel begeleiden van voetballers’ noemt). Dat van het WK wist ik. Want voor een ander tijdschrift schreef ik over drie Kameroense voetbalhelden, waaronder verdediger Geremi Njitap. “Zijn paps woont om de hoek”, onthulde de toverdokter toen.
Lang geleden was vader Samuel Fotso net zo beroemd als zijn zoon. ‘The poison arrow’ noemden ze hem. Zó hard kon hij schieten. Tegenwoordig mept hij met een bezem journalisten zijn huis uit. Toch leidde de toverdokter ons een smal gangetje naar de gevaarlijke vader in. Twee jongens blokkeerden het pad.“Ik heet Cyrille Fotso”, verklaarde de jongste, een blozend lieverdje met jeugdpuistjes. Nummer twee was indrukwekkender. Zijn shirt spande strak om zijn sixpack. Een gouden Calvin Klein hangertje bungelde om zijn nek. Ook hij introduceerde zich: “Jean-Jaques Fotso Fotso. Ik ben een hele goede voetballer. Spits. Wij zijn Geremi’s broertjes.”
Voor ik iets verkeerd kon zeggen, duwde de toverdokter naar de woonkamer. “Vader Samuel, U bent vast blij de oprichtster van Geremi’s Nederlandse fanclub te ontmoeten”, verkondigde hij. “Wat? Fanclub? Ik weet alleen dat Geremi in Engeland voetbalt”, fluisterde ik verschrikt.” “Daarom hebben we een whisky”, antwoordde de toverdokter. Ik overhandigde de vader de fles en de toverdokter verklaarde: “Dit meisje is een reusachtige fan van uw zoon. Ze weet niets van voetbal, maar ze is wel héél dankbaar U haar binnen laat.” Vader pakte zijn stok, hees zich uit zijn stoel en ging rechtop naast me staan. Hij zei geen woord maar poseerde statig voor de foto. Daarna portretteerde ik Geremi’s moeder en de vier andere vrouwen des huizes. Want vader Samuel was zo succesvol dat hij vijf echtgenotes koos. De oude held strompelde naar zijn fotomuur en wees trots naar alle belangrijke familiemomenten terwijl de broertjes foto’s van mij maakten. Van dat gekke blanke meisje dat fan was van de hele familie.
Nou is er iets dat ik ‘journalistieke ethiek’ noem. Het betekent dat mijn geweten knaagt als ik doe of ik op Geremi kwijl, terwijl ik in werkelijkheid zijn leven wil vastleggen. Dus stopte ik Jean-Jaques bij vertrek mijn visitekaartje toe. Daarop staat niet alleen het woord ‘journalist’, maar ook mijn telefoonnummer. Nu is het 5.10 uur en Jean-Jeaques wenst me gewoon een goede dag. Ik reis naar Bafoussam en klop opnieuw aan bij Geremi’s familie. Als journalist. Vader doet open. Dit keer geef ik hem geen whisky, maar een foto van ons samen. Hij hangt mij aan zijn familiemuur. Jean-Jaques roept: “Ik vind het fantastisch als mijn foto in een Nederlands tijdschrift komt!”
Ik glunder. Even zie ik mezelf mijn intrek nemen in dit beroemde nest. Dan wandelen de vrouwen des huizes binnen: help, vijf schoonmoeders! Sexy Jean-Jaques blijkt pas 19 jaar oud. En ik heb mijn handen vol aan Arnolds voetbalgedoe. Hier sport het hele gezin!
Ik vlucht naar huis. Naar mijn eigen man die de hele dag geen één berichtje stuurde. Om drie uur ’s nachts sms ik Jean-Jeaques: Ik heb een hele lekkere nacht. Ik hoop jij ook. Toch krijgt zijn foto een ereplekje in mijn Kameroen-album.