In Congo is het gevaarlijker om vrouw te zijn dan soldaat. En dat terwijl de VN-Resolutie die vrouwen in conflictgebieden moet beschermen tien jaar bestaat. Caecilia van Peski, VN-Vrouwenvertegenwoordiger, vliegt naar ‘de verkrachtingshoofdstad van de wereld’ om te zien wat ze voor de vrouwen daar kan betekenen.
“Verkrachting is een effectief oorlogswapen,” zegt dokter Nene. Ze werkt in het Panzi-ziekenhuis in Bukavu. “Het is veiliger dan een vuurgevecht, goedkoper en verkrachtingen trekken minder aandacht van de internationale gemeenschap dan stapels lijken. Stel: een militair schiet een dorpeling dood. Nadat het lichaam is begraven gaat het normale leven verder. Maar als een vader op het dorpsplein moet toekijken hoe een militair zijn dochter penetreert met de loop van een geweer, dan is de schaamte zo groot dat de hele gemeenschap wegvlucht.” In ziekenhuis Panzi opereren ze al tien jaar tien verkrachtingsslachtoffers per dag. De meeste patiënten hebben een fistel: de wand tussen hun plasbuis en de vagina is vernietigd. Ze lekken de hele dag urine. Nene: “Als het slachtoffer met een me is bewerkt, is ze relatief makkelijk te opereren. Een mes creëert een recht wond. Maar sommige vrouwen zijn in hun vagina geschoten. Hun plasbuis, blaas, vagina en baarmoeder zijn geëxplodeerd.”
We zijn op pad met Caecilia van Peski. Aanleiding voor haar bezoek aan dit Afrikaanse land is het tienjarige bestaan van Resolutie 1325, een afspraak die vrouwen in conflictgebieden moet beschermen. Oost-Congo is volgens de VN de ‘verkrachtingshoofdstad van de wereld’.
“Voor ik vrouwenvertegenwoordiger werd hield ik me niet speciaal met vrouwen bezig”, vertelt Caecilia. Ze trad op als verkiezingswaarnemer en richtte zich op democratie en wederopbouw. Ze zit in het bestuur van de Nederlandse Vereniging voor de Verenigde Naties. De Nederlandse Vrouwen Raad droeg haar voor aan de Minister van Buitenlandse Zaken voor benoeming tot Vrouwenvertegenwoordiger. “Ik ben van na de Dolle Mina’s. In mijn ogen hadden vrouwen in Nederland het goed geregeld. Nu weet ik dat vrouwen ook in de westerse wereld ondergeschikt zijn aan mannen. Ze doen mee, maar de mannen bepalen. Vrouwen krijgen 7 procent minder salaris. Minder dan één op de tien militairen is vrouw.”
In Congo is het gevaarlijker om vrouw te zijn dan soldaat. Alleen al in noord- en zuid-Kivu, de provincies die Caecilia bezoekt, werden vorig jaar 9000 vrouwen verkracht. Meer dan 20 vrouwen per dag.
De Congolese grondwet is de enige in de wereld die seksueel geweld expliciet verbiedt. Ook de Congolese regering ondertekende Resolutie 1325. Maar nog geen twee weken voor het bezoek van Caecilia verkrachtten gewapende mannen ruim driehonderd vrouwen en kinderen. Drie dagen lang. Zelfs de nabij gelegerde blauwhelmen konden het geweld niet voorkomen. Op het eerste gezicht betekent de resolutie hier helemaal niets.
Schijn bedriegt, blijkt als Caecilia het dorpje Mumoshi bezoekt. Ongeveer honderd vrouwen zingen als de vrouwenvertegenwoordiger uit de auto stapt. Voor de gelegenheid dragen ze een zelfgeknutselde papieren muts. ‘SARCAF’ staat erop gestift. SARCAF is de lokale organisatie die de vrouwen hulp biedt. ‘1325’ voegden zeker twintig vrouwen daaraan toe. Caecilia: “Zo mooi! Ik weet niet of de vrouwen de inhoud van de resolutie kennen, maar ze snappen dat hij te maken heeft met hun eigen situatie.”
De vrouwen gaan Caecilia voor naar een houten schuur die dienst doet als kerk. Ze nemen plaats op houten bankjes. Caecilia zit op een plastic kuipstoeltje voorin. Een vrouw in een gehaakt, wit vest gaat voor haar staan. “Als mijn man doodgaat heb ik recht op zijn spullen. Dat wist ik vroeger niet.” Het vrouwtje naast haar slaat steeds haar armen om haar eigen schouders, alsof ze zich zo weet te beschermen. “Mijn man mag me niet slaan.”
Er zijn ook mannen in de zaal. Drie, op het achterste bankje. De langste, een boer van eind dertig, werd een jaar geleden het bos in gejaagd door een groep gewapende mannen. “Ik moest drie vrouwen verkrachten. Ik wilde niet. Toen trapten ze zo hard dat ik bloed plaste.”
“Of iemand me raakt hangt niet af van de ellende die diegene heeft doorstaan. Het is iets in de persoonlijkheid”, zegt Caecilia. Bij het uitgaan van de kerk knielt ze naast een bejaard vrouwtje dat nog kleiner is dan het hekje waar ze voor zit. “Echt een engeltje. Zoals ze naar me lacht. Ze vertelde dat ze ook misbruikt is, maar ze zit hier omdat ze rechten wil voor gehandicapten. Dat vind ik bijzonder.”
Eindeloos luisteren, honderden nieuwe indrukken opdoen, om vijf uur opstaan, na middernacht naar bed gaan en na Congo nog door naar New York… Hoe houdt Caecilia het vol? “Ik doe niet aan sport. Tel al die uren die je in de sportschool doorbrengt maar eens op. Langer leven? Ik leef liever nu op volle kracht. Ik doe ook niet aan vakanties. Geen week Italië.” Ze wijst naar het Kivu-meer dat opduikt achter de struiken met roze bloemen. “Dit is toch prachtig?”
Zoveel reizen en werken als ze nu doet, had ze met een gezin niet gedaan. “Kinderen zijn niet met een dergelijke carrière te combineren. Zo’n leven wens ik een kind niet. Mijn moeder wandelde met mij en de hond als ik uit school kwam.” Als ze straks thuiskomt zit er ook een hond op Caecilia te wachten. “Floepsie! Hij is een rond Jack Russelltje. Ik haalde hem negen jaar geleden uit het asiel, ik schat dat hij nu zestien is. Floepsie is mijn substituut-kind.”
Caecilia komt uit een familie van predikanten en diplomaten. Haar ouders brachten haar medeleven bij. “Een tijdje kwam er iedere zaterdag een asielzoeker uit Congo bij ons eten. Ik zag al vroeg wat anderen moesten meemaken.” Ze is lid van de Remonstrantse gemeente. Vrijzinnig, maar de geloofsbelevenis zit heel diep. “God heeft niets te maken met de oorlog in Congo. Ik vind dat ik anderen moet helpen, ik denk dat God het zo bedoeld heeft. Dat we Congo niet zó moeten laten.”
Ze gaat verder: “Mijn ouders zijn overleden. Dat was ook een bevrijding. Ik heb jaren voor hen gezorgd. Ze waren ziek – mijn moeder had early onzet alzheimer, mijn vader vasculaire dementie (waarbij de hersenen afsterven door verstoring van de bloedtoevoer, red.) Jarenlang schrok ik als de telefoon ging. Was mijn moeder gevallen? Had mijn vader longontsteking? Nu ben ik niet meer bang. Ik ben minder kwetsbaar, want zo sterk wordt de band met iemand nooit meer.”
Veel van de vrouwen die Caecilia in Congo ontmoet helpen andere vrouwen mede om het gevoel van onmacht te verminderen. “Ik kan onmogelijk al mijn familieleden behoeden voor seksueel geweld”, zegt dokter Nene. “In het Panzi-ziekenhuis help ik vrouwen die niet beschermd konden worden.”
Advocate Claudine Tsongo Mbalamya (31, initiatiefneemster van Dynamiques des Femmes Juristes (DFJ)) verleent gratis rechtsbijstand aan verkrachte vrouwen. “Congo is corrupt. Vaak is een verkrachter na een maand weer op vrije voeten. Uit geldgebrek en uit schaamte ontvangen slachtoffers liever een kip van de familie van de dader, dan dat ze hem voor het gerecht slepen.” Daar staat Claudine niet achter. “Vrouwen moeten zichtbaar verweer bieden zodat anderen zien dat het niet normaal is wat mannen hier doen. Alleen dan kan het geweld afnemen.” In 2006 bracht DFJ 21 zaken voor de rechter, in 2009 waren het er 92. Claudine: “We wonnen er 63. Dankzij Resolutie 1325 staan we sterker.”
Claudine en Nene symboliseren de kracht van de resolutie en de boodschap die Caecilia tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York wil overbrengen: vrouwen zijn niet alleen slachtoffer maar ook agents of change.
“Ik zag hoe een vrouw van tachtig stierf aan de gevolgen van een verkrachting omdat ze geen dokter kon betalen”, vertelt Justine Masika (43, initiatiefneemster van Synergie des Femmes contre les violence sexuelles). Sinds die dag regelt Justine dat verkrachtingsslachtoffers niet alleen medische, maar ook psychische hulp krijgen. Ze organiseert workshops, praatgroepen. Ze verstrekt leningen. Krijgt ze bewijsmateriaal in handen? Dan stuurt ze dat naar het Internationaal Strafhof in Den Haag. Niet alle Congolezen zijn daar blij mee. Drie jaar geleden drongen zes militairen Justines huis binnen terwijl zij aan het werk was. De mannen hielden haar zes kinderen onder schot en bonden hen vast. “Eentje schopte mijn oudste dochter (24) zo hard in haar gezicht dat haar tand eruit vloog.” Bij jongste dochter duwden ze een mes in haar anus. Justine: “Toen ik thuiskwam, vluchtten de mannen. Ik herkende er één, hij woonde bij ons in de straat. Hij is nooit opgepakt.”
Majoor Honorine, ooit de eerste vrouwelijke politieagent in Bukavu, betrapte haar meerdere toen die een meisje verkrachtte. “Ik sloeg hem in de boeien. Hij bleek het broertje van de hoofdcommissaris, dus hij was binnen vijf minuten vrij.” Honorine verdween zelf achter slot en grendel. “Drie dagen wist niemand waar ik zat. Niemand bracht me eten of drinken. President Kabila wist ervan, hij deed niks!” Pas toen internationale mensenrechtenorganisaties zich ermee bemoeiden kwam de agente vrij. “Stoppen met werken zou een teken van zwakte zijn. Ik wil mijn kinderen leren dat vrouwen sterk zijn.”
Na haar toespraak in New York loopt Caecilia’s mandaat als vrouwenvertegenwoordiger af. Op 1 november vertrek ze naar Gori, Georgië, om daar als mensenrechtenexpert het democratiseringsproces in de gaten te houden. “Ik ga verder als lobbyist voor vrede, voor verzoening en wederopbouw. Daar horen vrouwen bij, maar ook mannen en kinderen. Alleen Floepsie… De reis is te zwaar voor zo’n oud hondje, hij blijft dus hier. Daar heb ik slapeloze nachten van gehad. Het is de prijs die ik moet betalen om dit werk te doen.”
Als ze zichzelf kritisch onder de loep neemt, moet ze bekennen dat het niet alleen compassie is die haar drijft. “Ik voel een soort existentiële angst. Mijn vader maakte de Tweede Wereldoorlog bewust mee, daar vertelde hij over. Dat is nog geen zeventig jaar geleden. De laatste jaren heb ik heel veel crisisgebieden bezocht. Iedere keer opnieuw zag ik dat iets heel kleins iets verschrikkelijks in gang kan zetten. Mijn eigen bolwerk is ook niet veilig, realiseerde ik me. Oorlog kan zo weer voor de deur staan. denk dat ik daar grip op wil krijgen door kennis te verzamelen en door anderen te helpen. Op die manier help ik eigenlijk mezelf.”
Zijn de vrouwen in Congo geholpen met Caecilia’s zeven minuten durende speech tijdens de Algemene Ledenvergadering van de VN in New York? “Ik neem aan dat de mensen achter die landenbordjes ook moeten plassen. Er is vast koffiepauze? Buiten de zaal zijn ze aanspreekbaar. Dan schiet ik ze aan.” Maar de toespraak is niet het belangrijkst, vindt Caecilia. “Als vrouwenvertegenwoordiger ben ik een duidelijk aanspreekpunt. Ik krijg met weinig energie veel voor elkaar.” Ze brengt personen met ideeën in contact met anderen die in staat zijn die plannen uit te voeren, mensen die hulp nodig hebben koppelt ze aan mensen die hulp willen bieden.
De vrouwen in Congo willen veilig over straat en eten op hun bord. Toch leggen ze hun werk neer om Caecilia te zien. “Al die organisaties kunnen vertellen dat de vrouwenvertegenwoordiger van de VN hun projecten bezocht. Dat verleent de vrouwen en hun werkzaamheden status, net als het bestaan van Resolutie 1325.”
CAECILIA WIE?
Geboren 1970, als dochter van een remonstrants predikant en een kleuterleidster. Kleindochter van Jan Tinbergen, de econoom en Nobelprijswinnaar die vijftig jaar geleden de VN toesprak in een toespraak die de basis vormde van de huidige Millenniumontwikkelingsdoelen. Opgegroeid in Kanton Graubünden, Zwitserland. Volgde de opleidingen educatieve en culturele psychologie, psychotraumatologie, ontwikkelingsstudies, civilian personnel of peacekeeping and peace-building operations. Promoveert op culturele verschillen bij internationale verkiezingen. Zit ondermeer in het bestuur van IKV Pax Christi. Is de 65e Nederlandse VN-vrouwenvertegenwoordiger. Zal in die functie een zeven minuten durende speech houden tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in New York. Haar thema? Vrouwen, vrede en veiligheid in de context van goed democratisch bestuur.
Website vanpeskiconsult.org
DE GROTE AFRIKAANSE OORLOG
De oorlog in de Democratische Republiek Congo is grotendeels het gevolg van de genocide in buurland Rwanda. Tussen 1994 en 1998 vermoordden de Hutu’s daar bijna een miljoen Tutsi’s. Nadat in 1998 de vrede was getekend en een regime van Tutsi’s aan de macht kwam, vluchtten veel Hutu-daders naar Congo. Het Rwandese leger viel oost-Congo binnen om die Hutu’s te bestrijden. Strijdkrachten uit Oeganda en Burundi ondersteunden de Rwandezen. Zij leverden wapens aan rebellengroepen die ook tegen de Hutu’s vochten.
Toen de toenmalige president Laurent-Désiré Kabila de Tutsi’s uit zijn regering zette en eiste dat de Rwandezen en de Oegandezen zijn land verlieten, keerden deze buurlanden zich tegen Congo. Angola, Namibië en Zimbabwe schaarden zich achter Kabila. Al die landen vochten op Congolees grondgebied. Tot 2003. Sindsdien is het officieel vrede. In het oosten van het land vechten allerlei milities echter onverminderd door.
In 2008 stierven maandelijks 45.000 Congolezen door indirecte gevolgen van de oorlog. In totaal kwamen 3 tot 5 miljoen mensen om. Meer dan in Bosnië, Irak en Afghanistan bij elkaar.
De 200.000 tot 500.000 vrouwen die een verkrachting overleefden, werden gemiddeld door 3,86 mannen verkracht. 20 procent raakte besmet met hiv/aids, eveneens 20 procent liep onherstelbare schade op aan de geslachtsorganen. Zeker 80 procent van de verkrachte vrouwen werd door hun echtgenoot verlaten.
Resolutie 1325
Op 31 oktober 2000 werd Resolutie 1325 unaniem aangenomen door de leden van de VN-Veiligheidsraad. De resolutie erkent de bijzondere positie van vrouwen in conflictsituaties.
Een voorbeeld? Tussen de Rwandese vluchtelingen die kilometers moesten lopen, liepen zwangere vrouwen. Bij sommigen leidde de zware mars tot complicaties, anderen bevielen langs de kant van de weg, zonder dokter in de buurt.
Resolutie 1325 kent vier speerpunten: geen onschendbaarheid (en dus wel vervolging van daders), specifieke bescherming van meisjes en vrouwen in conflictgebieden, het aanstellen van vrouwelijke soldaten in vredesmissies en het betrekken van vrouwen bij vredesonderhandelingen. 1325 benadrukt de kracht van vrouwen om zelf iets aan hun situatie te veranderen.