Het is een ijzersterk onderwerp voor een lunchlezing op het ministerie van Buitenlandse Zaken: honger. Terwijl de ambtenaren hun rijkelijk belegde meergranenboterhammen oppeuzelen, vertellen Jeroen Nauta (Millennium Villages Project) en Evelijne Bruning (The Hunger Project) over hun methodes om honger en armoede de wereld uit te helpen.
Op het eerste gezicht lijken het Millennium Villages Project (MVP) en The Hunger Project (THP) enorm op elkaar. Het zijn beide grote, van oorsprong Amerikaanse, ontwikkelingsprogramma’s die zich richten op het bestrijden van honger en armoede en het halen van de millenniumdoelen. Dat doen ze allebei in stabiele staten, in gemeenschappen op het platteland, waar ze investeren in landbouw en de dorpelingen zelfredzaam willen maken.
Eerst maar eens wat feiten:
Het Millennium Villages Project
Oprichter: econoom en VN-millenniumdoelenadviseur Jeffrey Sachs, uitgevoerd in samenwerking met het Earth Institute van Columbia University, Millennium Promise en UNDP, het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties.
Eerste project: december 2004 in Sauri, Kenia. Overige millenniumdorpen startten in 2006.
Aantal projecten: 14 clusterdorpen (van tientallen gemeenschappen) in 10 Afrikaanse landen.
Doel: aantonen dat het mogelijk is om in de allerarmste dorpen in vijf jaar de millenniumdoelen te halen – mits het westen genoeg geld geeft.
Duur: vijf jaar.
The Hunger Project
Oprichter: countryzanger John Denver (Take me home country road) en vrienden. Gestart in 1977 na de eerste World Food Conference in Rome.
Eerste project in Afrika: 1991 in Senegal.
Aantal projecten: meer dan 123 epicentra in 12 landen in Afrika. Andere programma’s in Azië en Zuid-Amerika.
Doel: aantonen dat het met tijd en inzet mogelijk is om een einde te maken aan honger en armoede. Kern hierbij is het veranderen van de mentaliteit van de lokale bevolking.
Duur: afhankelijk van de toewijding van de gemeenschap, gemiddeld vijf tot acht jaar.
Wat zijn nou eigenlijk de verschillen?
Dansen met dorpelingen
De verschillen tussen de organisaties lijken nihil. The Hunger Project richt zich – de naam zegt het al – in eerste instantie op het beëindigen van honger en armoede. Maar om armoede in een gemeenschap terug te kunnen dringen, moet die gemeenschap volgens THP eerst zelfredzaam zijn. De eerste stap is dan ook het mobiliseren van de dorpelingen. “Vaak stellen ze zich afwachtend op”, vertelt Evelijne Bruning, directeur van de Nederlandse tak van de organisatie. Dorpelingen hebben vaker ontwikkelingsorganisaties en hulpverleners gezien. Die brachten computers, een dak voor een school of deden na nader onderzoek toch maar niets. “Wij brengen niks”, zegt Bruning. “Wij organiseren bijeenkomsten waarbij wordt gedanst, gezongen en gepraat over wensen voor het dorp en manieren om die te verwezenlijken.” Net zolang tot de dorpelingen hun zelfvertrouwen herwinnen, geloven in hun eigen capaciteiten en inzien dat ze zelf stappen kunnen zetten om hun dromen te realiseren. Daarna volgt de tweede fase van het project: de bouw van een epicentrum – een openbaar gebouw dat het centrum vormt van de ontwikkeling – met daarin een medische post, een opslagplaats voor voedsel, een (kleuter)school, een microkredietbank voor vrouwen en een leslokaal voor trainingen (van hiv/aids-voorlichten en vrouwenrechten marketing en voedselproductie) . Waar mogelijk wordt samengewerkt met lokale instanties.
THP bestrijdt honger, maar haalt door de epicentrumstrategie niet alleen millenniumdoelstelling 1 (halvering armoede en honger) maar ook andere millenniumdoelen.
Omgekeerde werkwijze
Het Millennium Villages Project stort zich officieel op het halen van alle millenniumdoelen. Maar daarbij is het bestrijden van honger de eerste stap. Boeren in de millenniumdorpen krijgen kunstmest en hybride zaden. In het Ghanese dorp Bonsaaso verdubbelde de maïsoogst. “Voorheen verbouwden boeren net genoeg om zelf te eten”, vertelt Jeroen Nauta van MVP Nederland. “Er was geen maïs om te verkopen. Als er geen cash wordt verdiend, kunnen mensen geen kunstmest kopen. Daardoor wordt het volgende jaar weer onvoldoende maïs geoogst om te kunnen verkopen. Is er weer geen cash. En zo blijft het cirkeltje rond.” Naast zaden en mest voor de dorpelingen krijgen de millenniumdorpen onder meer een waterpomp, een kliniek met gratis medicijnen (na gratis consult) en een basisschool met extra docenten en een schoolkeuken waar kinderen gratis lunch kunnen halen.
Veel ontwikkelingsorganisaties in Afrika investeren in één sector. Dorp A krijgt schoon drinkwater en dorp B krijgt een school. Het gevolg? De pomp in dorp A gaat stuk en de inwoners weten niet hoe ze het apparaat repareren. Kinderen in dorp B missen lessen, ze zijn vaak ziek door het drinken van het vervuilde water. Bij een push wordt alles tegelijk verbeterd – van de gezondheidszorg tot de wc’s tot de mentaliteit van de dorpsbewoners– zodat de ingrepen elkaar versterken.
[Uit: ‘De Geluksvogels’, mijn eerdere verhaal voor IS over de millenniumdorpen.]
Daarom investeert MVP in alle sectoren. “We schatten dat we 80 procent van de millenniumdoelen in vijf jaar halen”, zegt Nauta.
Inspiratiebron
Dat de werkwijzen van THP en MVP vergelijkbaar zijn, is niet vreemd. In 2004 bekeek de VN Taskforce on Hunger een THP-epicentrum in Malawi. THP werd bij naam genoemd in het VN-rapport met praktische tips voor het behalen van de millenniumdoelen (januari 2005). In juli 2005 bezocht niemand minder dan MVP-initiator Jeffrey Sachs een THP-epicentrum in Ghana.
In maart 2006 hield Sachs een speech bij het Center for Global Development. ‘THP lijkt erg op MVP’, zei hij. ‘Maar ik vind dat THP te weinig investeert in de gemeenschappen. Het donorgeld dat de organisatie krijgt is niet toereikend, en daardoor is er te weinig input.’
MVP besteedt 160 dollar per dorpeling per jaar, THP 15 dollar.
Data
Er is nog een aanzienlijk verschil tussen de organisaties. “Hoewel de dorpelingen inmiddels turven hoeveel mensen zijn getraind, en consultancybureau McKinsey in 2008 een onafhankelijk onderzoek verrichtte naar de impact van THP in Uganda, was er bij THP aanvankelijk weerstand tegen metingen”, zegt Bruning. “Maar we beseffen in toenemende mate dat je aan donoren moet kunnen laten zien welke resultaten je boekt. Dat laten we investeerders ook zien door ze een keer per jaar mee te nemen naar een epicentrum.”
“Data zijn voor ons heel belangrijk”, zegt Nauta namens MVP. “Er zijn strakke meetmomenten en deadlines.” Met die data wil MVP aan het eind van de projecttermijn bewijzen dat de millenniumdoelen zelfs in de armste dorpen in de wereld in vijf jaar gehaald kunnen worden, mits het Westen genoeg geld investeert.
Mislukkingen
Na de presentaties van Bruning en Nauta is het tijd voor vragen uit de zaal. “Mooie succesverhalen”, zegt een van de aanwezigen. “Maar ik ben nog geïnteresseerder in wat mis ging.”
Nauta: “We zijn voortdurend aan het leren en aanpassen. Het duurt langer om ideeën over het milieu en de positie van vrouwen te veranderen.”
Bruning: “In 2005 toonde de Robertson Foundation zich bereid om een forse uitbreiding van het programma in Ghana te betalen, plus een tienjarig onderzoek naar de impact ervan. In de regel werken we in gemeenschappen waar de mensen gemotiveerd zijn om deel te nemen aan het project. Nu werden de plekken aangewezen. Om de impact van het programma te kunnen meten, moesten we de werkwijze aanpassen. Doorgaans bouwen we het epicentrum-gebouw als we zien dat de dorpelingen door de mobilisatie-bijeenkomst zelfbewust zijn geworden. Nu moest het gebouw na het eerste projectjaar staan.”
Bij de eerste evaluatie kwam naar voren dat juist die opgelegde snelle implementatie het zwakke punt is van het project. Conclusie: die meetmomenten komen de uitvoering van project niet ten goede.
Meten vs. weten
Josephine Ikink, initiatiefneemster van het millenniumnetwerk Fryslan, heeft een vraag aan Nauta: “De opzet van MVP is geïnspireerd door THP. Waarom heeft MVP ervoor gekozen om de eerste stap, de mobilisatiefase, over te slaan?”
Nauta: “Om snel meetbare doelen te kunnen halen en presenteren.” De mobilisatiefase van THP duurt lang en is nauwelijks zichtbaar voor donoren. “Na het vijfjarige project komt een tweede fase waarin we de hulp afbouwen en de gemeenschap integreren”, legt Nauta uit.
Waar THP mee begint, komt bij MVP aan het eind.
Ik herinner me mijn bezoek aan het millenniumdorp Bonsaaso in Ghana. De leraren en verpleegkundigen die ik sprak zeiden van plan te zijn om na vijf jaar – als ze geen toelage meer krijgen op hun salaris – uit het dorp te vertrekken. Dorpsbewoners vertelden hoe ze nu zoveel mogelijk wilden binnenspelen om het straks, als MVP stopt, te kunnen uitzingen.
Waar THP de dorpelingen verantwoordelijkheden bijbrengt, zodat ze na afloop van het programma samen zullen werken aan een betere toekomst, denken de meeste inwoners van Bonsaaso alleen aan zichzelf.
Dankzij de meetbare resultaten krijgt MVP meer donorsteun dan THP. De levensomstandigheden in millenniumdorpen verbeteren aanzienlijk sneller dan in epicenta van THP. Maar de kans bestaat dat de grote verbeteringen na afloop van het project weer even snel verdwijnen als ze geïmplementeerd werden. Natuurlijk is er ook een kans dat MVP er na afloop van het project alsnog in slaagt om de dorpelingen te mobiliseren – maar mijns inziens is zoiets veel ingewikkelder nu de dorpelingen geleerd hebben eerst aan hun eigen belang te denken.
Ondertussen ontwikkelen de THP-gemeenschappen gestaag verder, net als THP – de organisatie bestrijdt al honger sinds 1977.
Hamvraag
De lunchpauze van de ambtenaren zit erop. Het verschil tussen deze vergelijkbare organisaties raakt de kern van een van de grote vraagstukken binnen ontwikkelingssamenwerking: hoe belangrijk zijn meetbare resultaten? Volgens mij hechten we zoveel waarde aan data en metingen, omdat we daarmee willen aantonen dat hulp effect heeft. Maar wat als we er tegelijkertijd de duurzaamheid van de ontwikkeling mee ondermijnen?
Hopelijk denken de ambtenaren van Buitenlandse Zaken daar ook na de lunchlezing, tijdens hun werk, over na.